koto-misi

Vandaag de dag noemen wij iedere vrouw die in koto verschijnt een kotomisi. Vroeger werd je pas koto-misi (rok-juffrouw) genoemd als je de klederdracht in de meest verzorgende vorm droeg. Zij was het die in 'min of meer' goeden doen, zich puik wist te kleden, aan haar kleding en opschik veel zorg bestede en zelfs schoenen droeg. Werd echter bij overigens gelijke kleding de voorkeur eraan gegeven om op blote voeten te lopen, dan sprak men van een 'koto-soema'.

Surinaamse klederdracht

  • Het aankleden van de koto-misi is een kunst, die niet te onderschatten is. Vroeger had men onder de koto en jaki heel wat ondergoed, te weten een lefi (onderlijfje), een flanellen hemd met in figuurtjes uitgeknipte mouwen, een katoenen hemd, vaak op de hand geborduurd of van kant borduursel voorzien, een broek met vier linten, daarover heen een of twee pangi's, tot slot een of twee onderrokken. De onderrok wordt onder de borsten vastgebonden met een tot driehoek gevouwen hoofddoek of een band. Nu komt de koto daar overheen.

    Een nette koto rijkt tot de voet, een werkkoto tot de helft van het been. Om de goede lengte te bepalen wordt de rokband tussen de tanden genomen. De rok is zeer wijd, kan 2 tot 3 banen van de stofbreedte zijn. De koto en de jaki moeten zeer veel stijfsel hebben, dit voorkomt het smoezelig worden, terwijl de plooien dan ook goed hangen. De koto moet aan de bovenkant gerimpeld worden en op maat met een rokband worden vastgezet, terwijl aan de voorkant een opening is. De rok heeft geen zoom, maar een tegenzoom (stootkant) van ongeveer 30 cm.

    Betekenis van de koto
    De Koto-misi is in staat met haar klederdracht een geheime taal te spreken. De hoofddoek die zij opzet en die hoort bij de dracht kan haar gemoedstoestand uitdrukken.

    Aan de jaki zitten twee linten die vroeger gebruikt werden, maar later een andere betekenis kregen, doordat zij toen een taal gingen spreken. De jaki linten worden als een harmonica gevouwen. Worden zij tot de helft gevouwen dan is zij geen vrije vrouw en heeft dus een man. Is het lint gedeeltelijk gevouwen, een gedeelte vrij, en weer een gedeelte gevouwen dan heeft de draagster wel een man, maar zij meldt dan dat hij ver weg is.

    Over een van de schouders wordt een tapuskin pangi gedragen. Draagt de kotomisi die over de rechterschouder, dan wil zij daarmee te kennen geven dat zij haar hart nog niet verpand heeft. Over de linkerschouder meldt zij, dat zij niet vrij is. De tapuskin pangi kan ook halfstok gedragen worden, over de schouder en geknoopt in de zij. Dus is de pangi over de linkerschouder, dan wordt deze in de rechterzij geknoopt. Dat is een teken van rouw. Over beide schouders en van voren met de rechte zijden tegen elkaar is diepe rouw.

    Aan de dracht van de kotomisi kon men zien of ze naar de markt, de kerk, of een feest gaat. Er zijn nog enkele oude koto's met zeer toepasselijke namen. Wil de kotomisi iets zeggen, dan draagt ze een van de oude koto's.

    Klik hier voor de verschillende koto's

    Terug